Alle deelnemers zijn winnaar
Pianoconcoursen zijn tegenwoordig een vast onderdeel in de wereld van de klassieke muziek. Jonge pianisten van over de hele wereld reizen stad en land af om hun kunsten te laten horen aan kritische jury’s en een vaak veeleisend publiek. Maar hoe vanzelfsprekend concoursen vandaag ook lijken, dat is lang niet altijd zo geweest. Grote namen als Chopin, Schumann, Schubert, Debussy, Liszt en Bach – die we nu beschouwen als hoekstenen van het pianorepertoire – hebben nooit aan een pianoconcours deelgenomen. Zij leefden in een tijd waarin er geen concourscultuur was zoals die nu bestaat. In hun wereld was het publiek zelf de jury.
De muzikale waarde werd in die tijd vooral bepaald door de emotionele impact die een uitvoering had op luisteraars. Als een componist of pianist iets bijzonders losmaakte, iets nieuws of iets diep persoonlijks overbracht, dan volgde waardering vanzelf. Wie mooie muziek maakte die het hart raakte – of dat nu door eenvoud, diepgang of virtuositeit was – kon rekenen op succes. Schubert bijvoorbeeld werd pas na zijn dood werkelijk gewaardeerd, maar zijn liederen en pianosonates zijn tijdloos door hun menselijke zeggingskracht. Liszt verbaasde zijn publiek met schijnbaar onmogelijke passages, en tegelijk bracht hij vernieuwing door het recital als concept te introduceren. Wat al deze grootheden gemeen hebben is dat hun succes voortkwam uit hun vermogen het publiek te raken, en niet uit het winnen van een medaille of prijs.
De echte wedstrijd: beter zijn dan gisteren
In de moderne tijd is het concours vaak het podium waarop jonge pianisten hopen door te breken. Ze trainen jarenlang om de perfecte vertolking neer te zetten. Maar de vraag is: draait het om de prijs – of om het proces? Want wie zich serieus voorbereidt op een concours, weet dat het niet alleen om de uitvoering op het podium gaat. De ware strijd vindt plaats in de weken, maanden en soms jaren voorafgaand aan het moment suprême.
De spanning, de druk, de lat die steeds hoger komt te liggen – het zijn allemaal factoren die de pianist dwingen om zichzelf te verbeteren. Je gaat dieper in je stukken, analyseert elk detail, polijst je techniek en zoekt naar de ware betekenis achter elke noot. Een concours is dan niet zozeer een wedstrijd tegen anderen, maar een strijd met jezelf: kun je vandaag beter spelen dan gisteren? Kun je in je spel nieuwe lagen ontdekken, andere kleuren vinden, een frasering verbeteren, een spanningsboog preciezer uitbouwen?
Veel pianisten zeggen achteraf dat juist de voorbereiding op een concours hen als muzikant heeft veranderd. Je leert onder druk te presteren. Je leert jezelf kennen – je sterke kanten én je zwakke plekken. En bovenal: je leert hoe muziek leeft als je er écht mee aan de slag gaat, zonder concessies, met volledige overgave. In die zin is elk concours een kans om te groeien. Winnen betekent dan: winnen van jezelf.
Meer dan muziek: netwerken, perceptie en politiek
Maar er is ook een andere kant aan het verhaal. Want hoe objectief is een concours eigenlijk? Wat als je technisch briljant speelt, maar net niet de smaak van de jury raakt? Of als je interpretatie vernieuwend is, maar men liever een traditionelere lezing hoort? En wie zit er eigenlijk in die jury? Zijn het gevestigde namen met een duidelijke voorkeur? Zijn het mensen uit hetzelfde netwerk? Hoe groot is de rol van persoonlijke connecties, muzikale smaken, of zelfs nationale belangen?
Het is een realiteit die veel deelnemers aan concoursen onder ogen moeten zien: wie wint, wint niet altijd omdat hij of zij de beste pianist is. Soms speelt toeval mee, of timing, of het feit dat je al een paar keer eerder opviel in andere wedstrijden. Soms is er ook gewoon politieke strategie: een jurylid dat jou promoot omdat het past in een groter plan, een leraar die invloed heeft, een instituut dat naam wil maken.
Toch is ook hier de les: wie wint, krijgt kansen. En wie kansen krijgt, leert. Meer podia, meer optredens, masterclasses, connecties. Niet omdat je per se de beste was, maar omdat je op het juiste moment op de juiste plek stond. En dat kan alsnog leiden tot verdieping, verbreding en ontwikkeling als pianist. Maar ook wie niet wint, heeft niet per se verloren. Want je hebt gespeeld, je hebt geleerd, je hebt jezelf opnieuw uitgedaagd. En misschien heb je wel nieuwe collega’s ontmoet, inspiratie opgedaan, of een docent gevonden die jou verder kan brengen.
Conclusie: groeien door te durven
Het mooie van een pianoconcours is niet de prijs op zich, maar wat je doet om er te komen. Het is een kans om jezelf te overstijgen, om je grenzen te verleggen, om jezelf in de spiegel aan te kijken en te zeggen: ik geef alles. Of je nu eerste wordt of niet, als je gegroeid bent, heb je gewonnen.
Gebruik elk concours als een leerschool. Als een moment van reflectie. Als een kans om te vernieuwen – in je techniek, je interpretatie, je muzikale taal. Laat je inspireren door andere pianisten, verwonder je over wat mogelijk is, en neem de tijd om jezelf opnieuw uit te vinden. De echte beloning zit niet in een beker of een titel, maar in wat het met je doet: als mens, als muzikant, als vertolker van muziek die groter is dan jijzelf.
Dus ja, concoursen hebben hun beperkingen, hun politieke spel, hun onvoorspelbare uitkomsten. Maar ze bieden ook iets wat onbetaalbaar is: een podium om jezelf uit te dagen. En wie dat doet, wie echt durft, wie zich blootstelt aan de kritiek en de competitie, die groeit – en dat is de grootste overwinning die er is.
Alle deelnemers zijn winnaar.
Redactie e-mailadres:
info@pianovrienden.nl
Pianovrienden | 2024